Mensen kunnen na een ongeval veel bloed verliezen. Dan kan diegenen van een donor weer bloed toegediend krijgen. Dat noem je ook wel met een ander woord bloedtransfusie. Als je van een donor bloed krijgt, is het heel belangrijk dat je weet welke bloedgroep de donor maar ook de patiënte heeft. Het is belangrijk dat de patiënte het bloed ontvangt van dezelfde bloedgroep. Alleen bij (nood)gevallen kan er bloed van een andere bloedgroep worden gegeven. Alleen kan dat worden gegeven dat het donorbloed geen antistoffen bevat tegen de bloedfactoren. De antistoffen in het bloed van de donor worden door de bloedtransfusie zo verdund dat ze geen schadelijke samenklontering van rode bloedcellen van de ontvanger veroorzaken. Samengeklonterde bloedcellen blijven in de haarvaten zitten. Zij  sterven af, waardoor het hemoglobine vrij komt in het bloedplasma. Dit kan erge gevolgen hebben. Namelijk: hersen of nier beschadigingen.